Jean de La Fontaine

Jean de La Fontaine (Château-Thierry (Champagne), 8 juli 1621Parijs, 13 april 1695) was een classicistische Franse schrijver en dichter, vooral bekend om zijn fabels.

* De Fabels van Jean de La Fontaine, ook wel Les Fables genoemd, is een werk van de Franse schrijver en dichter Jean de La Fontaine. Hij publiceerde het eerste deel in 1668 en het tweede deel in 1679. Het betreft een verzameling van 243 fabels in dichtvorm geschreven, waar in de meeste gevallen dieren met menselijke eigenschappen centraal staan en waar een moraal wordt verteld.

* Jean de La Fontaine is zeker niet de eerste die zich richt op het genre van de fabel. Al in de zesde eeuw voor Christus beoefende de Griekse dichter Aisopos de fabels en hij wordt dan ook gezien als de oprichter van dit genre.

* Het woord “fabel” komt van het Latijnse fabula, dat afgeleid is van het werkwoord “zeggen”. Een fabel kenmerkt zich door zijn beknoptheid en eenvoudigheid, waarin meestal dieren met menselijke eigenschappen in beeld worden gebracht.

* Fabels hebben een didactisch doel. Een moraal ontbreekt er zeldzaam en dit genre probeert dus vooral de lezer iets te leren. Enkele van de bekendste fabels van Aisopos werden door Jean de La Fontaine herschreven, zoals De krekel en de mier.

* De eerste publicatie van de Fabels omvat boek I t/m VI. De La Fontaine laat in het eerste boek veel dieren voorkomen en begint met een van de meest bekende fabels: De krekel en de mier …

De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,

Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door ‘t gras “Ik vrolijk je wat op,” zei hij. “Kom, luister naar mijn lied.”

Zij schudde nijdig met haar kop: “Een mier die luiert niet!”

Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.

Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop. Doorkoud en hongerig kroop hij naar ‘t warme mierennest.

“Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest

Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug, Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe ‘k niet vlug!”

“Je weet dat ik aan niemand leen,”

Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.

“Wat deed je toen de zon nog straalde En ik mijn voorraad binnenhaalde?”

“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel.

“Daaraan heb ik als mier een hekel!

Toen zong je en nu ben je arm.

Dus dans nu maar, dan krijg je ‘t warm!”

Wie leeft van kunst gaat door voor gek. Vaak lijdt hij honger en gebrek.

* In deze fabel eindigt Jean de La Fontaine met de moraal. De moraal ontbreekt vrijwel nooit en is meestal aan het eind van de fabel te vinden.

(met dank aan nl.Wikipedia.org)