GERARD WALSCHAP ‘DE FELLE’

Gerard Walschap (Londerzeel 9 juli 1898 – Antwerpen 1989)

is het oudste kind van herbergier Florent Walschap en kruidenierster Anna Peeters. Na hem krijgen ze nog zeven kinderen. Walschap studeert aan het Klein Seminarie in Hoogstraten en later filosofie en theologie in de missiecongregatie van het Heilig Hart.

** Voor hij de hogere wijdingen ontvangt, treedt hij uit. Hij beseft dat hij niet geschikt is voor het priesterschap en het celibaat (niet trouwen).

* Walschap, die ook een gretige lezer is, ontwikkelt zich in de jaren dertig tot een schrijver met een zeer expressieve stijl, die nog maar een sober gebruik maakt van streek gebonden uitdrukkingen en die duidelijk afstand neemt van de alom aanwezige katholieke kerk.

* De romans Adelaïde, Eric en Carla vormen tesamen De familie Roothooft (1939) dat de ondergang van een familie beschrijft door drie generaties te volgen. Het boek wordt door de kerk op de Index (boeken die niet mogen gelezen worden) geplaatst, Walschap wordt uitgemaakt voor pornograaf en afvallige.

* De mens is naar zijn opvattingen niet voor een evenwichtig bestaan in de wieg gelegd, maar onderworpen aan irrationele, onbewuste impulsen, vervuld van angst- en schuldgevoelens, maar altijd op zoek naar bevrijding. Het existentiële lot van de mens wordt door Walschap vlijmscherp geanalyseerd in een stijl die zeer modern aandoet.

* Een mens van goede wil (1936) en Houtekiet (1939), zijn twee bekend gebleven romans. Een mens van goede wil beleefde zelfs een revival door de bewerking voor een televisiereeks met dezelfde naam ergens in de jaren ’70 en ’80 van vorige eeuw. De hoofdpersoon kan geen onrecht verdragen en trekt de uiterste consequentie uit zijn naastenliefde.

* Houtekiet is de nieuwe mens, de man die verstandig en bekwaam leeft, seksueel en creatief, rechtvaardig en volkomen los van zijn voormalig geloof. In deze roman belijdt Walschap een humanistisch vitalisme, dat volkomen losstaat van het geloof van zijn jeugd.

* Een vervolg, Nieuw Deps, verschijnt in 1961. Julien Weverbergh noemt zijn van Manteau afgescheiden uitgeverij naar de roman van de door hem bewonderde Walschap.

*** Walschap krijgt drie keer de staatsprijs voor romans (Trouwen, Zuster Vergilia, Oproer in Congo). In 1968 wordt hij door koningin Beatrix onderscheiden met de Prijs der Nederlandse letteren. In mei 1975 wordt hij door koning Boudewijn in de adelstand verheven en krijgt hij de titel baron.

*** Toen hij stierf was Walschap de meest gelauwerde auteur in Vlaanderen: tweemaal de driejaarlijkse staatsprijs voor de roman, namelijk voor Trouwen en Zuster Virgilia; de driejaarlijkse prijs voor de koloniale roman voor Oproer in Congo (1953); de vijfjaarlijkse prijs ter bekroning van een ganse carrière, na zijn pensionering in 1965 , en ten slotte uit de handen van de Nederlandse koningin de Prijs der Nederlandse Letteren in 1968. Kort voor zijn dood zei hij:

(..) Ik leef nu in de zoete overtuiging dat ik mijn van jongsaf aangebonden strijd over geheel de lijn gewonnen heb. De vuile hetze die tegen mij eerst werd gevoerd, zwijgt beschaamd; de morele vrijheid die ik voor de Vlaamse schrijvers heb opgeëist, wordt zelfs door katholieke schrijvers als vanzelfsprekend gebruikt, de grapjasserij en de literatureluurderij zijn verzwonden, onze letterkunde bloeit tot in de jongste generatie. Het is schoon daartoe te hebben bijgedragen. Ik ben trots op mijn werk, want ik heb mijn ambitie verwezenlijkt. Ik heb grootse dingen gedaan en volkeren bekeerd, zij het niet diegene, die ik als kind voor ogen had, maar ik heb mijn voorgenomen martelaarschap en heldhaftigheid waargemaakt: ik heb alles gezegd wat ik te zeggen had, op een mooie manier, en daarvoor op mijn kop gekregen, vijftig jaar lang (..)
Vlaamse mentaliteitsgeschiedenis van de 20ste eeuw

* In 1983 (?!) had journalist-literatuurcriticus Jos Borré in Knack een uitgebreid interview met Gerard Walschap (1898-1989) naar aanleiding van diens 85ste verjaardag. Zijn charisma en vertelplezier lieten Borré sindsdien niet meer los. Enkele bedenkingen …

* ‘Gerard Walschap. Een biografie’ verdiept zich niet alleen in het leven van Walschap maar hangt met verve een portret op van het 20ste-eeuwse Vlaanderen, waar Walschap een exponent van was.

* Van overtuigde katholiek in de jaren ’20 werd Walschap geleidelijk aan een overtuigde vrijzinnige. Borré schetst een fijnmazig portret van de omslag van het katholieke naar het vrijzinnige Vlaanderen, zoals dat zich in Walschaps eigen leven voltrok, maar ook in het leven van heel wat van zijn tijdgenoten. Een knap staaltje Vlaamse mentaliteitsgeschiedenis van de 20ste eeuw.

* Walschap heeft op de achtergrond altijd de gedachte aan zelfmoord met zich meegedragen. Hij koesterde een grote wanhoop in het leven. Dat had natuurlijk te maken met zijn geloofsverlies maar vooral met existentiële ontreddering.

* Ook heeft hij zich altijd zeer eenzaam gevoeld en intellectueel geïsoleerd. Het is bekend dat hij na zijn uittreding uit het klooster en zijn vaarwel aan de katholieke kerk het moeilijk had. Maar hij voelde zich later ook niet echt geaccepteerd door de vrijzinnige zuil. Zeker in de jaren ’30 merk je in artikels in het blad ‘Hooger Leven’ hoe zelfmoord en zelfmoordenaars hem bezig houden.

* Hij heeft geen concrete poging tot zelfmoord ondernomen maar de radeloosheid bij zijn uittreding uit het klooster en de schuld om zijn grote seksuele libido lieten hem niet los. Een zekere moedeloosheid was een constante in Walschaps leven. Vandaar dat hij ook altijd zo uitkeek naar momenten van bevrijding. Walschap was … een heel complexe persoonlijkheid.

* In 1925 trouwde Walschap met Marie-Antoinette “Ninette” Theunissen, met wie hij vier zonen en een dochter kreeg. Hij noemde zijn huwelijk een jeugdige vergissing maar bij mijn weten is hij nooit vreemd gegaan, ook al beschrijf ik hoe hij in 1959 vier maanden lang een platonische vriendschap had met een Brusselse bewonderaarster die advocate was.

* Ze correspondeerden druk met elkaar en Walschap ging bij haar stiekem op bezoek. Zijn vrouw zette zelfs een privédetective in. Maar ik denk niet dat er echt iets is geweest tussen Walschap en zijn Brusselse bewonderaarster. Walschap heeft die verhouding trouwens zelf afgebroken.

Wie na het lezen van zijn biografie nog meer wil weten over Walschap, beveelt Borré ‘De heilige Jan Mus’ aan. Het is zeker niet zijn beste roman maar wel zijn testament waarin hij zichzelf met al zijn overtuigingen bloot geeft.